De ontwerpvrijheid is de ruimte die aannemers krijgen om hun expertise en creativiteit te benutten. Meer vrijheid gaat gepaard met een hoger niveau van verantwoordelijkheid. Door een groter deel van de prestatie gerelateerde risico”s naar de aannemers over te dragen, prikkelen opdrachtgevers de aannemers om hun speelruimte zo slim mogelijk te benutten en een optimale prestatie te leveren. In de praktijk blijken opdrachtgevers terughoudend te zijn met het geven van meer ontwerpvrijheid aan aannemers. Dat komt onder meer door :
1) de beperkte ervaring bij de overheid met nieuwe contractvormen (functioneel specificeren),
2) gebrek aan historische informatie bij opdrachtgever en opdrachtnemer over de levenscyclus kosten en prestatie van de infrastructuur
3) prestatie van een nieuw ontwerp moeilijk te definieren is
4) aanbiedingen gemakkelijker op prijs kunnen worden vergeleken.

Zowel opdrachtgever als bedrijfsleven hebben te maken met de negatieve gevolgen. De opdrachtgever gaat vaak te ver in het ontwerpproces; verder dan de fase van de gekozen variant en raming en al richting het voorontwerp. Dat beperkt de kansen voor innovatie door het bedrijfsleven en leidt tot veel onnodige kosten omdat ontwerpkosten zorgen voor hoge transactiekosten.

Een suggestie is om in een vroeger stadium van het ontwerpproces voor één partij te kiezen en alleen met die het ontwerp verder uit te werken. Dat vereist een nieuwe marktbenadering die het mogelijk maakt om het bedrijfsleven (“de markt”) vroeger in de ontwerpfase te betrekken, zoals bij de vervlechting procedure tracé/m.e.r.