Als onderdeel van het programma Integraal Rivier Management (IRM) wordt momenteel een beleidskeuze voorbereid over de afvoer- en bergingscapaciteit van de Rijntakken en Maas, met een uitgewerkte inrichting van het riviersysteem om richting te geven aan gebiedsuitwerkingen en lopende projecten. Het doel van IRM is een duurzaam goed systeemfunctioneren van de rivieren, zodat het systeem de bijbehorende geo-ecosysteemdiensten kan vervullen. Deze diensten worden door IRM nader gespecificeerd als de rivierfuncties (1) veilige hoogwaterafvoer, (2) zoetwaterbeschikbaarheid en drinkwatervoorziening, (3) natuur en ecologische waterkwaliteit, (4) bevaarbaarheid en (5) regionale (economische) ontwikkeling en ruimtelijke kwaliteit.
Dit onderzoeksproject, vormgegeven via een sectorbreed consortium, is bedoeld ter ondersteuning van de te maken beleidskeuze en om lange termijn, integrale systeemoplossingen te ontwikkelen waar voorheen vaak met een sectorale blik werd gekeken. Het onderzoek richt zich op de ontwikkeling en uitwerking van een lange-termijn redeneerlijn, waarbij gekeken wordt naar 2100 met een doorkijk naar 2200, in het bijzonder naar mogelijke oplossingsstrategieën die bijdragen aan de realisatie van voldoende afvoer- en bergingscapaciteit voor de Rijntakken en Maas. Onderzocht wordt hoe met de verschillende oplossingsstrategieën maximaal invulling kan worden gegeven aan genoemde rivierfuncties. De focus in het onderzoek ligt daarbij met name op het borgen van veilige hoogwaterafvoer, en natuur en waterkwaliteit, omdat deze mogelijk de grootste ruimtevragers zijn, maar ook de meeste meekoppelingskansen bieden. De effecten van laag water worden in een apart traject uitgewerkt.
Binnen het onderzoek wordt gekeken naar de doelmatigheid, het toepassingsbereik en de effectiviteit van verschillende bouwstenen, die bij kunnen dragen aan de realisatie van voldoende afvoer- en bergingscapaciteit in de toekomst. Onder andere wordt onderzocht hoe keuzes voor berging (ruimte voor de rivier) of afvoer (dijkverhoging) op lange termijn doorwerken in het doelbereik van de vijf rivierfuncties. Hierbij wordt ook gekeken naar het vermogen van oplossingsstrategieën om onzekerheden op te kunnen vangen. Het gaat daarbij met name om de mate waarin de oplossingsruimte voor de volgende generatie behouden blijft, maar ook om de toegevoegde waarde aan het leef- en vestigingsklimaat van het rivierengebied. Daartoe wordt onderzoek gedaan naar een afwegingskader voor (systeem-)maatregelen (waaronder de afweging dijkververhoging vs. rivierverruiming) waarbij naast de gangbare technisch-economische criteria ook specifiek op onzekerheid gerichte criteria betreffende de lange termijn worden meegenomen, waaronder robuustheid (beheers- en onderhoudbaarheid) van het rivier (eco-)systeem en aanpasbaarheid aan lange-termijnontwikkelingen.
Het onderzoek resulteert in een overzicht van doelbereik, neveneffecten en -baten van verschillende oplossingsstrategieën en de benodigde binnendijkse ruimte. In de opties is uitgewerkt welk type maatregel op welke (geografische) plek in het riviersysteem zijn beoogd, inclusief een aanduiding van de grootte en doelbereik van de maatregel. Op basis hiervan kan de benodigde binnendijkse ruimte worden bepaald. De opties zijn beoordeeld op de mate waarin ze voldoen aan het doelbereik voor de vijf rivierfuncties en op de mate van adaptiviteit.
Daarnaast levert het onderzoek concrete inrichtingsopties voor de lange-termijn gericht op een duurzaam goed systeem functioneren van de rivieren. Deze inrichtingsmogelijkheden worden als onderdeel van het onderzoek direct getoetst met het afwegingskader, wat inzicht geeft in de kansen, beperkingen en technisch-realistische uitwerking van verschillende oplossingsrichtingen. Daarmee bieden de resultaten ook inzicht in de benodigde kennisontwikkeling- en innovatiebehoefte voor integrale systeemoplossingen.
Categorie: Uncategorized
Voor de aanleg van leidingen worden steeds vaker sleufloze technieken toegepast. Op deze manier is graven niet nodig voor de aanleg van de ondergrondse infrastructuur van de toekomst. Door de energie transitie zullen er op korte termijn veel nieuwe leidingen, voor bijvoorbeeld warmte, waterstof, groen gas en CO2, moeten worden aangelegd. Tegelijkertijd zullen oude leidingen moeten worden vervangen, omdat ze aan het eind van hun levensduur zijn. Bijvoorbeeld, de drinkwater- en afvalwaterleidingen zijn vaak al lang geleden aangelegd.
De horizontaal gestuurde boring techniek maakt het mogelijk dat leidingen in een boorgat worden aangelegd onder wegen, waterwegen, spoorwegen en natuur, stedelijk of industrieel gebied. De techniek is echter alleen geschikt voor aanleg op grote diepte. Door de grote diepte kunnen er geen uitbreidingen op deze leidingen worden gerealiseerd en kan er geen onderhoud worden gepleegd of schade worden hersteld. Hierdoor worden voor veel leidingen nog sleuven gegraven.
Voor de installatie van leidingen is aanleg door middel van de HDD methode op een geringe diepte onder het maaiveld gewenst. Dit vermindert de overlast aan het maaiveld, terwijl de leiding na installatie bereikbaar blijft.
Bij de uitvoering van een horizontaal gestuurde boring is het maken van het boorgat voor het installeren van een leiding noodzakelijk. Dit gebeurt door eerst een klein pilot boorgat te maken dat vervolgens wordt vergroot door te ruimen. Bij zowel de pilot boring als het ruimen is boorvloeistof nodig. Bij het uitvoeren van de boring op grote diepte heeft de boorvloeistof geen impact op het maaiveld. Maar, bij een boring op kleine diepte kunnen blow outs aan het maaiveld niet worden voorkomen en kan bij het instorten van het boorgat nazakking optreden aan het maaiveld. Daardoor is een HDD op een geringe diepte nu nog niet mogelijk. Het S-HDD onderzoek richt zich op de ontwikkeling van de ondiepe aanleg zonder dat er verstoring aan het maaiveld optreed. Een ondiepe HDD uitvoering kan mogelijk gemaakt worden door de methode en de equipment aan te passen.
De equipment voor het uitvoeren van S-HDD wordt door Welvreugd en Herrenknecht ontwikkeld. De aanpassing van de methode wordt eerst theoretisch uitgewerkt en wordt vervolgens door een aantal proeven te doen verder gevalideerd. Na het gereed komen van de aangepaste methode met bijhorende equipment zal de methode worden gedemonstreerd bij een project waar een Groen gas leiding wordt aangelegd. Bij een succesvolle aanleg van de leiding in het demonstratie project zal de Shallow HDD methode voor de Nederlandse grondcondities beschikbaar komen voor leiding aanleg. Door het vast leggen van de ontwerpstappen en ontwerp formules in een richtlijn komt de methode voor de leidingensector beschikbaar.
Er worden in het onderzoek 4 werkpakketten voorzien:
1. Theoretische uitwerking en voorbereiding proeven.
2. Uitvoeren en analyse van proeven met prototype.
3. Vervaardiging equipment uitvoeren demonstratie.
4. Evaluatie demonstratie en opstellen richtlijn en eindrapportage.
De groei en ontwikkeling van gewassen wordt onder andere bepaald door de bodemtemperatuur.
Veranderingen van de bodemtemperatuur hebben namelijk invloed op de water- en
zuurstofbeschikbaarheid en op de wortelademhaling. De bodemtemperatuur beïnvloedt ook het
bodemleven. De organismen in de ondergrond zijn cruciaal voor bodemfuncties, waaronder de afbraak
van organisch materiaal en de ondersteuning van de plantgezondheid.
Met het onderzoek worden de effecten van warmteleidingen en waterstofnetwerken op het bodemleven
en de gewasontwikkeling vastgesteld. Het project resulteert in een gevalideerd bodemtemperatuur
model dat de warmteafdracht van leidingen naar de bodem beschrijft en de ontwikkeling van het
vochtgehalte in de bodem voorspelt. Het model is gekoppeld aan een rekenmodel waarmee deze effecten
op de gewasgroei worden berekend. De modellen kunnen door experts gebruikt worden bij
vergunningaanvragen en bij klimaatstudies.
In dit onderzoeksproject onderzoeken overheden, kennisinstellingen, ingenieursbureaus, natuurorganisaties en uitvoerende marktpartijen gezamenlijk de mogelijkheden en beperkingen voor het beschermen van Nederland bij Zeespiegelstijging met behulp van Nature Based Solutions (NBS). Het gaat hierbij om het leefbaar houden van Nederland bij meer dan 2 meter zeespiegelstijging met op natuur gebaseerde beschermings- en inrichtingsmogelijkheden. Binnen het onderzoek wordt in een breed samenwerkingsverband van overheid, marktpartijen en kennisinstellingen verkend wat de doelmatigheid en effectiviteit van verschillende soorten bouwstenen zijn voor het beschermen van Nederland en of en in welke mate bouwstenen mee kunnen groeien met zeespiegelstijging. Het onderzoek richt zich op het begrijpen van de systeemwerking bij Nature Based Solutions en de effecten hiervan op verschillende gebruiksfuncties en de inrichting van Nederland. Ook onderzoeken we de mogelijkheden om functies en bouwstenen te combineren. Uit het onderzoek komt een overzicht naar voren van het doelbereik, neveneffecten en kansen voor de verschillende NBS-bouwstenen. Ook wordt hiermee een basis gelegd voor het borgen van voldoende adaptiviteit/aanpassingsmogelijkheden van de ruimtelijke inrichting om Nature Based oplossingen mogelijk te houden en ook waar grenzen liggen aan adaptiviteit.
Bevindingen van experts worden getoetst in een proces met partijen uit de totale kennis- en projectketen, waardoor een gezamenlijk gedragen kennisbasis ontstaat tussen de overheid, kennisinstellingen en private partijen, zowel ingenieursbureaus als uitvoerend bedrijfsleven (joint-fact-finding).
Het resultaat is een gedragen methodiek (richtlijnen gebaseerd op natuur referentiewaarden, stuurknoppen en bouwstenen, ontwikkelpaden en een duidingskader) en eerste aanzet voor mogelijke beschermings- en inrichtingsmogelijkheden op basis van NBS voor de lange termijn bescherming bij zeespiegelstijging. Deze eerste aanzet wordt direct getoetst door het regionaal toepassen van de methodiek. Dit geeft een eerste inzicht in de kansen, beperkingen en technisch-realistische uitwerking van onderscheidende principe oplossingsrichtingen.
Tot slot geven de resultaten inzicht in de benodigde kennisontwikkeling- en innovatiebehoefte voor NBS oplossingen voor de lange-termijn bescherming van Nederland.
Beheerders van sportcomplexen staan voor grote veranderingen. Klimaatverandering, afnemende
waterbeschikbaarheid in droge zomers en stedelijke bevolkingsgroei maakt het moeilijker om onder de
toenemende druk de nodige bespeelbare uren te leveren. Daar komt ook nog bij dat de clubgebouwen
ook aan de energietransitie moeten werken.
Door natuurgras sportvelden niet langer als alleen een buitensportvloer te beschouwen, maar als
klimaatadaptief, watersensitief en energie-bufferend systeem in te zetten worden sportvelden een
integraal onderdeel van het functioneren van het gehele sportpark.
Voor natuurgrasvelden zijn er nog grote uitdagingen. Zeker als het gaat om praktische en betaalbare
oplossingen voor de amateursport. Binnen dit project:
– Verbeteren we het inzicht in relaties tussen bespeelbaarheid en waterbesparende maatregelen
– Ontwikkelen we een systeem voor effectieve monitoring en aansturing van irrigatie en drainage om te komen tot
waterbesparing (watercirculariteit) en optimale grasgroei van een natuurgrasveld.
– Onderzoeken we hoe door inzet van innovatieve bodemverbeterende maatregelen natuurgrasvelden
robuuster gemaakt kunnen worden voor slijtage en droogte (o.a. met vezelverbetering van de
doorwortelbare ruimte).
– Wordt het systeem gecombineerd met een warmtepomp om vanuit het veld te kunnen voorzien in de energievraag
van het clubgebouw.
Om de innovaties en de integratie te testen worden er na een fase van materiaal technische
laboratoriumtesten in een operationeel Sportpark in Amsterdam daadwerkelijke testvelden aangelegd en
onafhankelijk gemonitord door KWR en WENR.
De oplossing is een volledig geïntegreerde oplossing in de bodem van het veld. Verzelversterking,
waterberging, capillaire irrigatie, energiewinning – alle functies verenigd in 1 coherent sportsysteem. De
integratie zit op het grensvlak van techniek en natuur waardoor we aan de toekomstige vraag naar
sporttechnische-, watermanagement-, ecosysteem- en energiediensten kunnen voldoen.
Currently, food systems contribute to approximately one third of global greenhouse gas emissions, are the primary cause of biodiversity loss and are responsible for the majority of surface water eutrophication. In order to help change this narrative and achieve net zero emissions by 2050, Nestlé launched their carbon roadmap, where Regenerative Agriculture (RA) plays a crucial role. RA strives not only to minimize the environmental impact of agriculture, but also to contribute to ecosystem services (“regeneration”) and is often linked to climate change mitigation and biodiversity loss. However, little is known about the potential impacts of RA on the water cycle. To track whether the implementation of RA at large scale (global) lead into water co-benefits, a specific water-related Impact Assessment Framework is required, allowing private and public sector to monitor, quantified and predicted them. Among potential water co-benefits, we can highlight:
1. Increased Soil Organic Matter: RA practices enhance soil health by increasing soil organic matter. This, in turn,
improves water retention and reduces excess evaporation, benefiting water availability and quality12.
2. Water Infiltration and Retention: RA improve water infiltration and retention through diverse plant cover and organic
matter in the soil. This helps replenish aquifers and restore waterways, contributing to long-term sustainability3.
3. Mitigating Drought Impact: As climate change exacerbates droughts, RA helps mitigate their devastating effects by
maintaining healthier soil conditions and enhancing water-holding capacity.
Our assumption is clear, by working in harmony with nature, regenerative practices can have several positive effects on water systems. But now, it is time for adopters to prove the expected outcomes.
Voor een toekomstbestendige en klimaatadaptieve inrichting van het bodem-water-systeem zijn verschillende tools voorhanden. Waterwijzer Landbouw (WWL), als onderdeel van NHI, is daarbij specifiek gericht op effecten van klimaat en hydrologie op landbouw. WWL maakt inzichtelijk wat effecten zijn van klimaatverandering, dus droogte, piekbuien en hitte op watergebruik en landbouwkundige opbrengst. Dergelijke informatie kan van essentieel belang zijn bij gebiedsprocessen en het maken van inrichtingsplannen voor de toekomst. Echter, er zijn verschillende situaties en studies waarbij tekortkomingen en verbeterwensen naar voren zijn gekomen. Zo zijn bijvoorbeeld de resultaten van WWL voor sommige kleigronden niet realistisch en is het belangrijk om te kunnen rekenen voor de nieuwe KNMI-klimaatscenario’s uit 2023. Ook is er al geruime tijd een wens om onzekerheden te duiden. Deze wens is onder meer vastgelegd door de wetenschappelijke adviescommissie van het NHI. Ook wordt tijdens WWL-gebruikersdagen aan de aanwezigen gevraagd aan welke verbeterpunten prioriteit moet worden gegeven. Validatie van het instrumentarium, bij voorkeur aan nieuwe data, staat steevast bovenaan in die lijst. WENR, Vitens, Brabant Water, STOWA, RWS, ACSG, LTO, WEcR, gemeente Altena, KWR, TAUW, Arcadis, RHDHV en SWECO slaan de handen ineen en werken samen als ontwikkelaars en gebruikers om verbetering van WWL tot stand te brengen om daarmee de toepasbaarheid voor en draagvlak bij verschillende gebruikers en belanghebbenden te vergroten.
The Blue Harvest project focuses on the increasing salinization along the coasts and deltas of the Persian Gulf and the Gulf of Oman, caused by rising sea levels and freshwater extraction. Dutch methods from the Zeeland delta and Texel serve as inspiration for preventing salinization and cultivating salt-tolerant crops. In 2023, Wageningen Research conducted a feasibility study in Oman, using Miscanthus as a buffer against salinization and as a source of local raw materials for construction. The project aims for sustainable food security and climate resilience, emphasizing smart water usage, reduced heat stress, and renewable resource cultivation. Efficient CO2 sequestration by Miscanthus enhances the economic impact. Beyond the Gulf region, the project serves as a scalable model for other areas facing similar ecological and agricultural challenges.